C 258 hem geenzins zo verre gezocht isnoch de zaak zo onbewysbaar. Waaromtrent ech ter billyk mag gevorderd worden, dat men niet elk jpoind enkel op zich zelve en in het afgetrokkene befchouwemaar de verfchei- dene (lukken in vereeniginge met eikanderen: hoedanige handelwyze immers in velerlei duiilere en netelige rechtzaken plaats heelt, daar een of meer byzondere poin&en op haar zelve de zaak noch niet ten vollen zou den voldingen. XL. Men geve tot dat einde eerst ach! op ADONIA zelve, en op de omflandighe den waar in hy gefield was, welke hemtei: vollen vatbaar voor zulke ondernemingei maakten. Ik heb hier boven aangemerkt dat 'er reeds zulk een faitt door hem be gaan was, by't ïaatflevan davids leven. Ie dien hy toen reeds naar verdienflen war: geflraft geworden, zoude 'er niets minde: dan de dood op hebben moeten volgen. Ondertusfchen was hem toen Pardon ei gratie verleend, uit aanmerkinge van hei bloedverwantfehapen in hope, dat hyzid voortaan gerust en flil zoude houden. Hier om was het genot dezer gratie ook wel de gelyk aaneene, niet enge maar uitgeftrekte, voorwaarde, vastgemaakt. Indien hy een vroom man zal zyn> daar zal niet van zp hair op de aarde vallen: maar indien in hen kvjaai

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 316