2^3 j benwyl dit dan van zelfs fprak. My dunkt dat die uitdrukking aldaar wat meer zegt namelyk, "dat, hoe zeer abisag door ha- L re Ichoonheid en aanminnige koefterin- gen hem gelegenheid daar toe gaf, da- vid echter met opzet haar onaangeroerd liet,om redenen,die ftraxzullen blyken" Hy bekendeze nietzal dan zo veel zyn lis, hy wilde ze niet bekennen: hoedanige Jnanier van fpreken by de Hebreen niet on gemeen is (m). Het is derhalven eerder te denken, dat david omtrent dien tyd een fchielyk toeval gekregen hebbedaar de ouderdom byzonderiyk vatbaar voor is ;ene fchielyke verilramming der vaten en rertraaging der doorilralingewaar door le warmte tot een merkeiyke graad vermin- lerd was, en echter alle mogelykheid van ierflellinge niet weggenomendewyl an- lers het uitgedachte middel nodeloos zou- le geweest zyn. Doch dat hy in vervolg pan tyd, zo niet geheel, immers ten deele, jiaar van bekomen zy, en daar door noch in (laat, om de befchikkingen omtrent de Throons-opvolginge enz. voor zynen dood af te doen. (n). K 4 XL1V. (m) Conf. GLASS. Phil. S. Lib. III. Trad. III. Can. 7. p. m. 766. feqej. (n) Indien iemand deze redeneringe voor te verre gezocht mocht aanzien en i Kon. 1.4. van DAvrus mach-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 321