2Ó7 ken ruggefteun aan die nieuwe beminde die, buiten en behalven den naauwen om gang met den Vorst, en de naauwkeurigfte kennisfe van zyne geheimen, zich ook te zeer aan de Hovelingen moest verplicht re kenen, om niet alle middelen aan te wen-, denten einde davi d van zyn befluitten voordeele van bathseba's Zoon genomen afftapteen een opvolger benoemdedie door hare flerke verzoeken hern wierde af geperst; daar adonia dan zekerlyk meest in aanmerkinge konde komen. Doch in dien het eerjle gebeurde, en 'er een of meer Zoonen voor 't licht kwamen (dat juist zo onmogelyk niet was) zoude het zo groot een wonder niet zyn, indien david, uit nieu wen liefdedrift, en op hare tedere en ge- duurige aanzoekingen en troggelingenaan haren Zoon de voorkeur gaf: het welke gefchiedendevan zelfs een nieuw bewys van Davids veranderlykheid geven konde als die in zaken van zulk een gewicht de redelykheid voor den liefdedrift deed wy- ken. Dus konde adonia op den zeiven grond tegen deze beftelling infpraak doen als op de voorgaande visfchende in dat troebel water, en zich, terwyl de ande re over de Erf-opvolginge twistten by voorraad van de Kroon verzekerende. Al thans, hoe het uitviel, bathseba en haar Zoon

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 325