C 280 zen aanflag deel hadden; waarom hy ooi geene zwarigheid maakte, om aanftonds adonia ter dood te verwyzenals fchuldig aan hoog verraad en gekwetfte Majefteit. L VII. Men moet ook wel vooringenomen zyn tegen salomo, en wel laage gedachten hebben van de vorftelyke regeerwyze, in. dien men wil beweeren, dat de Koning niet langs verfcheidene wegen genoegzaameludt van een nieuwen aanflag hebben konde, al haat dit in 't verhaal niet uitgedrukt. Beha! ven de natuur en wyze van dit verzoek, waai omtrent een verftandig en omzichtig Vors: in zo zorgelyken tyd niet blind konde zyn, (zynde het de eere der Koningeneene zaè. te doorgronden (t)) overwege men, hoed) betamelyke ftaatkunde hem van zelfs drong, om op alles een fcherp-lettend oog te heb ben. Die waant, aan of omtrent het Hof onbekend en als in eene Wolke te kun. nen wandelen bedriegt zich grootelyks, Ai wat 'er zich bevindt, heeft oogen en oo- ren. salomo zelve geeft dien aangaande oen goeden raad: vloekt den Koning niet zelfs niet in uwe gedachtennoch en vloekt den ryken nietin het binnenjle uwer Jlaap- kamer want het gevogelte des Hemels zoude de Jlemmen wechvoercnen het gevleugelde [al waren het vliegen en muggen] zoude het wóórd CO Spr. xxv. 2.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 338