2Sl woord te kennen geven (v). Waar mede hy genoeg leert, dat het nooit den Vorften aan bedekte verlpieders ontbreektom te letten, wat 'er omgaat Ik mag te vrymoediger onderftellendat salomo reeds eenig be richt haddat 'er iets gebrouwd wierd fchoon de zaak tot dien tyd toe noch niet ryp genoeg geweest was, om 'er opentlyk op los te gaan. Want waarom valt aanftonds zyn aandacht op het koningryken teffens op abjathar en joabvan welken echter noch geen woord in dezen handel gerept was Kortom men moet salomo voor dwaas aanzien, zo men twyffelt, of hyook abonia met zyne medeftanders overal met looden fchoenen hebbe doen nagaanen zich dagelyks van de allernaauwkeurigfte berichten bediend hebbe. En dus moet men geenszins zeggen dat salomo enkel op vermoedens en losfe gisfingen zoude zyn te werk gegaan. LVII1. Èindelyk: indien'er geen verraad, achter gefchuild hadde, waarom vluchtte dan joab naar den altaar, totlyfsberginge, zodra hy adonia's dood vernami n welke vlucht hy zekerlyk zo wel niet zoude ge daagd hebben, indien hy den Hoogeprie- fter abjathar niet in zyne belangens gehad hadde, wiens oppergezag alleen genoeg was, S 5 om (v) Pred. X. ?.a

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 339