I. HOOFD.
uitgefproken eerst noemt men eenvou
dig het bovenfte door het hoofd-of grond
tal en dan het onderfte door een getal van
orde of fchiktal, achter het welke men kan
voegen of uitlaten part of deelop volgen
de wyze3 een vierde part of deel), 5 drie
vierde, f vyf vierde, f vier vyfdene
gen twlntigfte§f vyf en twintig zes en
dertigfte (parten of doelen
7, Om noch klaarder denkbeeld van
breuktallen te krygen, (want men kan by-
na in 't leggen der eerfte gronden niet te
wydloopig zyn,) gewenne men zich de
kleiner foorten van geld, gewicht, maat
of tyd, als breuken van eenig grooter foort
aan te merken en zoo te fchryven. By
voorb, wat is 3. oortjes anders dan ftuiv.
7 duiten zyn immers 7g ftuiv.
7 S uiv.^ GJ. Voorts 7 groot fchel.
11 Lood p gg. Eene Taille of Tali p5 Elle.
20 dagen §g of maand. En om dat 1.
G3. of 20. ftuiv, 160. duiten makenis 1.
duit £0 Gl, en 1. grootje f VI.
8. Eene breuk is eigentlyk of oneigent-
lyk
Eigentlyke breuken zyn minder dan een
heel, en dus de Teller of bovental minder
dan de Noemer of ondertal, als f, f, i§,
ps
3 f
Oneigentlyke of basterdbreuken zyii of
ge-
299