39° tot myne verwonderingdat deze Wigge beftond uit twaalf doorfchynende Buizen,die zo tegen den anderen gevoegd lagen, dat zy t'zamen de gedaante der Wig uitmaak ten echter kon men alle die Buizen zeer gemakkelyk van den anderen fcheiden. Men ziet een der Buizen by Fig. 3. in zyn natuur afgebeelden by Fig. 4. een geheel Pluisje of Wiggetje vergroot. Alle deze gou den Pluizen zynzo wel als de Tanden zeer Jlevig en hard. Het agtiende of laat- fte deel heeft geen gouden puntmaar daar ziet men aan vast gehechtby Fig. 1. g. een deelwaar van de eene zydedie hier voor geteekend is, een lankwerpige ope- ning heeftmogelyk is dit een Teeldeel en dan zou men dezen Wormvolgens het Teeldeel, noodzakelyk onder het Vrou- welyk geflacht moeten plaatfen. Betref fende de kleur, men kan op verfcheidene voorwerpendie in vochten overkomen weinig ftaat makenzo als het ook met de ze gelegen is, Zy vertoond zich nu over het geheele lyf aschverwig met een weinig rood gemengd. Dit geheele flelfel't geen ik nu tot dus ver zo naaukeurig als my mogelyk ge weest is, heb waargenomen is van de Kop tot aan den Aars omkleed met een zeer dun witachtig Vlieseveneens gelyk men

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 452