4°4
verflaauwenmaar veeleer aanzettenom
altyd te zoekenen al ons vermogen in te
fpannenom, in zaken die tot het wel-
zyn van den zwakken fterveling kunnen
ftrekkenonze voorgangeren te overtref
fen fchoon wy dezenuit aanmerking van
hunnen aangewenden vlyt, altyd met eene
eerbiedige dankbaarheid moeten behande
len en denken dat wy ook opvolgers zul
len hebben, welke zekerlyk boven ons
zullen uitmunten.
2. De hedendaagfché Vroedkundigen
hebben die oppervlakkige verftanden niet
gevolgd, welke zig verbeelden, dat onze
voorouderen alles geweten hebbenen dat
de paaien van onze kundigheden ook de
eindpaalen van de kunst warenIn tegen
deel zy hebbendoor hunnen onvermoei-
den vlyt, puikvonden ontdekt, welke zy
waereldkundig gemaakt hebbenen waar
door deze zoo noodzaakelyke kunst mer-
kelyk verbeterd is. De beroemdften onder
hunals levret smellie camper enz.
hebben ook, door hunne geleerde fchrif-
ten, veele vooroordeelenbygeloovighe-
denen kwaade behandelingenwaar me
de de Vroedkunde eertyds gepaard ging,
uit den weg geruimd. Hunne befpiegelin-
gen 2yn alleen op de bekende gefteltenis
der deelenop proefondervindingen en ech
te