4i5 uitkomt't zy tot aan den elleboog of tot aan den fchoudermoet men de hand langs den uitgekomen arm inbrengen, tot aan het hoofd, 't welke men om hoog fchuift, en vervolgens ook den rug of de borstge- lyk gezegd is. 14. Wanneer de verfchikking of voor bereiding wel gedaan iszal de afhaalinge by de voeten niet moeielyk zyn1. Om dat de doortocht dan vry iswaar door het in brengen van de hand grootelyks begunftigd wordt. 2. Om dat de knienen de voe ten door de verfchikking nader aan den uitgang gebracht zyn. 3. En eindelyk, om dat het kindin het af haaien niet moet kee- ren, wylhethoofd dan in den bodem der lyfmoeder gelegen is. 15. In 't geval, $11. gemeld, moet de afhaalinge by de voeten op de volgende wyze gedaan worden. Men brengt de reg- terhand in de lyfmoedertusfchen de vlie zen van het kind, langs de dye en het been tot aan den onderhen of agterften voet. Den zeiven met de hand gevat hebbende, zal men die in de fcheede brengen, zorge draagende om denzelven niet te verre uit te haaien, wyl men hier door het onder lyf van 't kind te laag in de lyfmoeders- mond zoude doen neêrzakken't geene hinderlyk zoude zyn om den anderen voet te

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 479