445 betrekken, om 'er de verkwikking van eeii frisfe lucht eh aangenaamen reuk te genie ten. 2. De tweede zaak, waar op men be hoort acht te gevenisom het fchip en de flaven rein en zindelyk te houden. Wyl de morsfigheid verfcheiden kwaaien kan voortbrengenis 't van de uiterlle noodzaa- kelykheid, aan boord van een flavenfchip, alwaar een groot getal morsfige menfchen in een zeer naauw begrip by den anderen vergaderd is, de zindelykheid te betrach ten. Het bovenfchip moet noodzaakelyk alle dag gefchrobt en gefpoeld wordende legerplaatfen der flaven moeten ook alle dag gereinigd worden. Daar en boven moet het tusfchendek en de fchans tweemaal 's weeks gefchuurd en fchoon gemaakt wor den. Tot dit werk worden met voordeel gebruikt de flaven, welke eenige dispojitie tot hetfcheurbuikhebben, die gemeenelyk malingen genoemd worden, wyl de bewe ging voor de zulken zeer nuttig is om den voortgang dier kwaaie te beletten. Men begint met fchoonmaken 's morgens ten tien uuren, om 's middags klaar te hebben, op dat de vochtigheid voor den nacht weder uitkome. 't Is dan ook zeer dienftig dat men buskruid in brand fteektrookingen en be- fpriengngen met azyn of limoenzap in 't werk

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 509