C 453 meerderde de groote meenigte rotten wasdie hen zoodanig plaagden dat ze dag noch nacht konden rustenwant zoo dra de maats in de kooyen lagenwierden zy door een heelen zwarm van dat ongedier te als beftormddie over hen heenliepen en hen dikwils zeer gevoelig betenja van fommige maats, die door ziekte geen kracht meer hadden om zig te verwerenwierden de teenen van de voeten afgegetendoch niets was ysfelyker om te zien, dan hoe die dieren de lyken fchondendie op 't dek la gen etende de oogen uit het hoofden heele ftukken uit de wangen, armen en beenen. Meer foortgelyke voorbeelden van de fchadelykheid van dit ongedierte zoude ik hier kunnen by voegendoch dit geval alleen is genoegom alle zeeliedenwelke zig op langduurige reizen begevenvan de noodzakelykheid om katten aan fcheeps- boord te hebben te overtuigen, en hen tot deze inachtneming aan te zetten. 6. De zesde zaak waar op men behoort acht te gevenisom de Haven wel te be handelen. Deze aanmerking zoude mis- fchien onnoodig zynindien alle de flaaf- handelaaren lieden van een goed gedrag, befcheiden, mededogend, gefchikt waren, en Hechts devoornaamHe Christelyke deug den bezaten. De ondervinding leert dat F f 3 wan-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 517