463 by het opzien naar den Hemeldie taak welke aan Abraham wierd opgelegdzou den tragten te ontwyken, zeggende, dat zy het tellen der darren. voor ondoenelyk houdenom d.at zyby het opvolgen hun ner toekykingedraks in eene verbyderen- de verwarringe gerakenniet wetendehoe zy dat werk aangrypen: veel minder, boe zy het voltoyen zullen. Maar zoo kon een liefhebber der Sterrekunde, zoo kon een geloovig Aartsvader niet wel handelenA- bram ten minden niet, die met een oor deelkundig overleg in 't geloof, nu vooral, 'er op uit was, om zynen Verbonds-God te behagen. Ook vergde hem Jehova niets dat onmogelyk was. Eenen aanvang te maken van tellen en het duk te beproeven kon immers ligtelyk gefchieden Hoewel het blyken zoudat het volledig Hagen in die onderneminge 't vermogen van een mensch, ja zelf het geheiligd vermogen van eenen hoog verligten geloovigen verre te boven dreefde. Trouwens de Hebreew- fche Text om iöpV batrrox DDpipn hap naawkeuriglyk in zyn verband befchouwd, leert onsdat Abraham gelast wierd zyne pogingen in te fpannen en zyn üitterde best te doen, om te zien, ofhy het voltellen der ilerren kon meefter worden. <5IX*

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 532