C 470 ten (m). Trouwens in jobs Boek weet èên ie der dat men voetftappen vind van eene meer dan gemeene kundigheid in het bepalen en benoemen der Gefterntens, welke kundig heid niet op eenen dag geboren is (n). Daar enboven had Abraham die ervarenisfe in de fchikkinge der Hemelftreekenals een tentbewonend zwerverhooggelyk van noo- denen ik voor my houde 't meer dan waar- fchynelyk, dat gelyk de nooddruft en het gemak zoo niet alle evenwel de meefte kunften heeft uitgevonden dit ook plaats gehad heeft in de Starrekennis van Abra ham, van zyne Voorouders en landgenooten. X. Maar, al wilden wy al eens toege ven dat dit tellen der Starren den Patri arch vreemd geweest isen hy zig in Star- rekundige zaken volftrekt handeloos had bevondenmen zal egterdenke ikzoo verre niet komendat men hem voor der- maten onkundig zou willen aanzien, dat hy de Sterren, welke hy aan de Hemel- transfen met zyne bloote oogen gewoon was te aanfchouwengeheel en al ontel baar zou geoordeeld hebbenja zoo ontel baar, dat derzelver menigte met het zand der zee te vergelyken wareen overzulks eene gefchikte vertooningeom van God ge- (m) EUSEB. Praepar. Evang. L. IX. C. 17. p. m. 418, uit ALEXANDER Polyhiftor. (n) job IX. 7-9. XXXVIII. 31—33.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 534