471 gebruikt te worden ter beduidinge der on- cyfferbare menigte van beloofde nakome lingen door Ismaël, Ifaak en de kinderen van Ketura: vooral wanneer men de Jcha- re t die niemand tellen kan uit alle gejlagten talenvolken en natiën (o) tot de kin eieren der beloftegelyk Ifaak wasuit de vrye Sa ra (p)tot die nakomelingen betrekkelyk maakt. <5 XI. De lyften van hipparchus, pto- lemaeus en eratosthenes ja zelf die van kepler Bayer en naderhand van den Abt de la caille klimmen tot zulke eene hoog te niet in het oprekenen (q) dat 'er eenige evenredigheid uit ontflaan zou met de on telbare nazaten van den Vader der Geloo- vigen. Ja zelf het voldoet niet, al wilde men vooronderftellendat de Sporades de jSJebulofa, de Melkweg en diergelyke by den Aartsvader als geheele nesten van fterren waren aangezien. Immers de tel- linge moesrop Goddelyken lastvooraf gaan en Abraham was met zyne bloote natuurlyke oogen buiten (laatom dusda nige tellinge in de nevelagtige en vloeyen- de Gefterntens te verrigten. Gg 4 S XII. Co) OPENB. VII. 9. (p) GALAT. IV. 25. (q) De Ia lande Aftronom. Livr. III. 355. 459» feqq. c. wonn Elem. Mathei'eos T. III. p. 382.Aftron. 244. feqq.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 535