478
venaar zeer gevoeggelyk de tenten van Ja
cob en de woningen van Israel onderfchei-
dentlyk ontdekkende gemeene tentente
wetenen die der hoofden en veldheeren.
XVII. Koning Balak dit bemerkende
bragt den Propheet naar het veld Zophim,
op ae hoogte van Pisga (e). Toen zei Ba-
lak tot hem. Koom tog met my op eene ande
re plaat zevan waar gy hem zult zien-, gy
zult niet als zyn einde zien. Vervloekt hem
my van daar. Bileam zou dus van Pisga's
bergkruin het gansch leger meekunnen o-
verzienntpn vb maar jlegts zyn ein
de iny.p D5$f-, dat gedeelte, 'twelk naast by
lagen wel alleen deszelfs uitterfte buiten
posten. Het afgelegenfle van Israels ten
ten te zien was onmogelykwant dat volk
bedekte volgens Balaks getuigenisfehet ge
heel gezigt des lands (f) f*}xrr ptf rust. Men
moet ook Balaks zeggen zoo niet opvatten
als of 'er een gedeelte van 't leger door tus-
fchen liggende heuvelen en bergen bedekt
ware geweestwant dan had men Bileam op
geenen top van het gebergte moeten brengen:
behalvenaatdan ook de vloekfpraak, welke
de Moabiten vorderdendusvolgens hun
begrip, üegts op het zigtbaar gedeelte zon
ge,
(v) num. xxiii. 13.
(0 num. xxii. 5, ii.