493 ken en ook ftryd het tegen die naar ons be grip oneindige deelbaarheid der geringfte uitgefhrektheaen (r). Meer zou ik 'er derhal- ven voor overhellen om de Confpicilia daar pancirollus uit JPlautus van gewaagt (s), hier ter hulpe te roepen, te meer, de- wyl salmuth eene plaats aanvoert uit de Magia Naturcilïs van a porta in dewelke aan Ptolemaus een Specillum geeigend word, door 't welk hy 600000 fchreden wyd fche- pen in zee zou hebben kunnen onderfchei- den. Dusdanig werktuig zou men moeten gelyk Hellen met den Brandfpiegel van Ar chimedes over wiens beftanelykheid a por ta, cardanus en kircherus dapper ge- zintwist hebbengelyk menin het kort by casparus schottus lezen kan (t). En waarlyk de verbazende kunstwerktuigen der Aloudheidvan welke wy zekere be- fchryvingen en geloofwaerdige berigten hebben leeren ten overvloede, dat wy ons niets groots en verhevens genoeg van de kunften der Ouden verbeelden kunnen. XXX. By den Heer de la lande (u) vinden wy eene befchry vinge van de wyze,op wel- (s) Nov. Bepert. L. II. T. XV. p. 635. fqq. (t) Mag. Univ. T. I. p. 380. fqq. vergel. Tegenvj. Staat van Italië II. Deel bl. Ó07. nollet Nat. Lesf. IV. Deel bl. 486—492. (u) slftron. Liv. XIII. 1936. fqq. (r) C. WOLF Natuurk. 3. MUSSCHENBROEK Natuurk 26. NOLLET Natuurk. Lcsf. I. Deel bl 1056.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 557