5°3 Hoogenpriefter te aanfchouwen, vooron- derflelt een buitengemeen gezigtniet flegts om in eenen verren afftandmaar ook om in eenen gloedals die der Zonnegelyk de Brachmannen te kunnen inkyken (s). <5 XLI. Nu doe ik eenen ftap verder en zie voor uit op de Eewigheid. Van het lichamelyk deel, dat onmiddelyk na den doodby de ziele en met dezelve veree- nigd, overfchieten zou, naar 't gevoelen van eenige oude Wysgeeren en Christen leeraars willen wy thans niet fpreken, wy- zende den Lezer naar den beroemden cud- worth by wien hy een omftandig bericht van dit begrip vinden zal (t). Dit koomt my ontwyffelbaar voordat 'er ten minften ten jongften dage eene verbazende verfterkinge des Gezigts van nooden zal zynwanneer alle ooge den Zoon des Menjchen zal zien ko mende op de wolken ook der genedie hem door- jieken hebben (u). Immers wanneer alle de volkeren en alle de doodeklein en groot voor hem vergaderen zullen, ftel dit zoo famengedrongenals 't u belieft, de plaats zal egter grooter moeten zyn dan het Dal van Jofaphath, en dus de affiand van de Menfchelyke Lichaamsvertooninge onzes li 4 Hee- (s) HALLER. 1. C. p. 240. (t) Syft. Intellect C. v. Seift. III. 23. p. 1059. fqq. 00 MAÏTH, XXIV. 30. XXVI. <34. OPENB. I. 7.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 567