5°7
dat al brengt men de toezegginge van
SAÏASals dan zullen der blinden oogen opge-
daan worden (h), op 's Heilands wonderwer
kende genezinge des Gezigtsdie dan even
wel nog maar voor eene zinneprent van
verhevener zaken is aan te zien (i). Zoo
Christus eerfte koomfle daar aan gekend
wierddat de blinde ziende wier den (k)
zou ook zyne tweede koomfle daar door
niet verheerlykt moeten worden Kunnen
de Geregtvaerdigde en vrygefprokene, zon
der dit hulpmiddel, wel eene genoegzaam
uitgebreide kundigheid der Goddelyke
Wonderen en Schoonheden erlangen
Moet de Dag zonder Avond niet komen
Moet de Heerlykheid van God het Niew Je-
rufalem niet verligt en?* Is 't niet flaaw en
handtastelyk gewrongenals men zulke be
loften op den flaat der flrydende Kerk toe
past? Want, wil men de uitgezette zeilen
der beteekenkragt flegts naar welgevallen
reven en derzelver doordringenden nadruk
om dat men 'er niet wel anders raad mede
weet,beknibbelen, waarom zou men dan ook
aan de Godfpraken van Delphos en Dodo-
ne niet wel eene draagelyke beteekenisfe
eigenen dewelke die ook ten laatflen voor
ón-
Ch) JES- XXXV. 6,
(k) luc. VII. 22.
(i) c. viTRiNG. Comm. m Jef. T. II. p. 155.