512
verkeert omtrent de Wezens der dingen,
en van daar (Ontologie) W'ezenkunde ge
noemd wordtzal ligtelyk by elk opmer
kenden toeftemming vinden. Dan hoe
zeer dit onlogetibaar is, dient men egter
tegen 't misbruik dezer opmerking op zy-
ne hoede te zyn. Zoo dwaas het ligtveer-
dig geloof en vast ftellen van zaken, die
men niet grondig weet, te houden iszoo
gevaarlyk is ter andere zyde het Scepticis-
mus. Beide deze uiterftens zyn altyd te
regt aangemerkt als klippentusfchen wel
ke de ftreek der waarheid midden door
loopt. 't Gebeurt anderfms niet zelden
dat men de dwaasheid van 't een uiterfte
opmerkendedoor het zelve al te ver te
willen vermyden, eer men 't gewaar wordt,
op het tegenoverftaande zig te barften ftoot.
't Zal voor de eerfte maal niet zyndat
verftandendie het ligt-geloof hevig be-
ftreden en afkeerig ontvloden, helaas in een
draaikolk van twyfeling ter haven kwamen,
en te gronde gingen. Gelukkig hy daii,
die weet midden door te zeilen, en noch
ligtgelovig, noch ongelovig, zynen kours
inrigt na het juist Compas der waarheid
Schoon wy dan het bovengeftelde geree-
delyk toeftaanén gaarne erkennendat
vooral over de Wezenkunde groote dui-
fterheid voor ons verfpreid iszoo zouden
wy