wy egter meenen billyk te mogen twyfe-
lenof dezelve niet te verre uitgemeten en
vergroot is door zekeren Schryver (a) in
zyn anders geleerd en vernuftig Vertoog
>ver de Metaphyjicainzonderheid met op-
igt tot het wezen en de onherflykheid der
^ieleen 't zal mogelyk in 't vervolg bly-
en, dat wy niet ligtveerdig oordeelen (in-
ien 't ons geoorlofd is over eenen Schry-
er, wiens kundigheden en geest boven ge-
icene verhanden onweerfprekelyk verhe
den iseen oordeel te vellen) wanneer wy
eggendat hem hier in gebeurd ishet geen
bekende fpreekwoord zegtincidit in jcyl-
vn cupiens vitare charybdin.
III. De zaak, op welke ik byzonder
iet oog hebbe, is deze volgende redeka-
i eling van voornoemden Schryver.
De Baron{prekende van den Heer Loc-
als die 't gewaagd had om zedig deze
elling op te geven Wy zullen mogelyk
ooit in Jïaat zyn om te wetenof een enkel
oflyk wezen denktdan nietvervolgt, na,
enige aanmerkingen over de beweging die
eze helling onder de Godgeleerden in En-
eland verwektein dier voege
Indien ik na den uitmuntenden Locke
het durve ondernemen, om over eene
Kk zoo
I 6 C 5*3
(a) De Baron de Bielfeld: ziet N, Vadert, Let/eroef I, D,
III. ftuk Mengeliu, bl, 235, enz.