(5i4)
zoo keurige ftoffe te fpreken, zou ik zeg-
gen; de menfchen twisten reeds t'zedert
langen tyd over de Natuur endeonfterf-
lykheid der Ziele, 't Is onmogelyk die tel
betoogen, dewyl men 'tnog niet eens isi
y} over de Natuur, en 't volftrekt vereischt
wordt den aard van een gefchapen We-
zen door en door te kennen, om te be
flisfen of 't onfterflyk isdan niet." enz.
Het is myn oogmerk niet dit ftuk van de
onftoflykheid en onfterflykheid der ziele
van den grond op te halen, van alle kan
ten te betoogenen alles te berde te bren
gen, wat 'er van kan gezegd worden, en
door anderen gezegd is (b). Ik ben ook zoo
hoog gevoelend van my zeiven nietdat ikj
wanen zou over dit gewigtig onderwerp een
meerder licht te zullen verfpreiden, dan tot
hier toe reeds door verfcheidene verlichte
verftanden gefchied is welker verhan
delingen den voornoemden wysgeeren of
niet onder 't oog geweesdof niet on-
zydig genoeg door hen overwogen zyn,
Danterwyl de wyzeop welke dit ftuk
van den aaelyken Wysgeer aangevallen,
en
(b) Men zie onder anderen het kort doch bondig be
toog van den Wel Eerw. Heer D. Kl*man over dit on
derwerp gefteld agter Zyne eer (Ie waarheden der Geest'
kunde als mede den Vhedon van Mofes Mendels Zoon en in
zonderheid de fraje verhandeling van den Dronthein-
fchen Bisfchop J. E. Gumieruste vinden in der Vron-
theimifchen Gefelljchaft-Schriften bl. 1—53.