515
en heimelyk ondermeind is, éenigfins niew,
en deszelfs redekavelingen doorgaands van
fcherpzinnigheid niet ontbloot zynoor
deelde ik geen geheel nuttelooZe zaak te
doen, in eene Verhandeling, welke ik den
Genootfchappe thands fchuldig was, my
tot deze Hof te bepalen, en myne aanmer
kingen over 't voornoemd Vertoog (zoo
veel dit ftuk betreft) voor te dragenten
minften aanleiding te geven tot eenige na
dere beproeving en overweging van dit
gewigtig onderwerp*
Ik zal dan eerst eenige aanmerkingen maken
over de redeneering van voornoemdenSchry-
verdan, het ftuk zelf wat nader bezien*
IV* Ik hoüde my niet op met de on-
middelyk voorafgaande fchimpende aanmer
king van onzen Schryverover de Godge
leerden in hun oordeel van 't gewigt van
dit onderwerpen deszelfs invloed op den
Godsdienstwant na gemeld te hebben
y dat over de voorn* ftelling van den Ge-
leerden Locke in Engeland veel gerugts
it ontftond; dat men riep, Locke zogtden
Godsdienst het onderstboven te keeren
daar dit ftuk na de gedagte van onzen
Schryver den Godsdienst in het minfte
,t niet betrofmaar een bloot Philofoophsch
vraagftuk wasgansch afgefcheiden van
v 't Geloof en de Openbaring - Zoo
Kk a ver-*