van den boven reeds aangehaalden Schry- ver (d) billyken (fchoon wy van 't oogmerk van onzen Wysgeer zoo erg niet kunnen denkennoch dezelve in al haar kragt op hem toepasfen willen) daar hyna de nood- zakelykheid van de kennisfe van onze Ziel aangedrongen te hebben, als van welke zeer veel afhangt, en welker gezonde bevatting een aanmerkelyken invloed heeft op het ware denkbeeld der deugdGodsdienst en vele andere wetenfchappenaldus vervolgt Was het ooit nodig, het is in dezen onzen leeftyddaar men arbeidt op aller- lye wyzen om het menschdom diets te maken, dat tusfchen Lighaam en Ziel, Mensch en Beest, eigenlyk geen onder- fcheid is, dan in den Naam, en in ons vooroordeel met geen ander oogmerk als om van die zydedaar het mensch- dom het zwakfte tegenwoordig is, zoo veel te gelukkiger de deugd en Gods- dienst te beflryden wat wonder, dat zulke fchriften zoo veel veld winnen daar het den meeften aan eene gezonde bevatting, wat zyne Ziel is, geheelont- breekt, en zulk fenyn, dat noodwendig w het verderf der Zedenen de omkeering der Godsdienst na zig flepen moetzoo zagt wordt ingezoogen." Kk 5 VI. (d) Den Eerw. Heer Kleman, in zyne voorr. voor 'c aangehaald werkje, bl. X en XI. 521

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 585