5 der Openbaring onze Rede beftraaïden ver hoogd heeft,ontegenzeglyk uit de Rede kun nen betoogd wordengelyk by voorb. de Eenheid van 't Opperwezen, de Schepping der wereld uit niet enz* Schoon wy dan gereed toeflaandat de Openbaring dit Huk voor ons in 't volle licht gefield heeft, zoo volgt daar uit geenfms, dat het zelve voor de Rede t'eenemaal onzeker is, vooral niet Voor een Christen Philofoophwiens Rede door de Openbaring verhoogd is* VIII. Nogthands,zegt onze Wysgeer, V is onmogelyk dit te betoogenen waarom ziet daar zyn bewysdewyl men 't nog niet eens is over de Natuuren 't vol- flrekt vereischt wordt den aard van een gefchapen wezen door en door te ken- nen, om te beflisfen, of het flerflyk is, dan niet." Ik moet bekennen in der daad dit bewys of niet te verflaanof te gevoelendat on ze Wysgeer zig zeer vergist. Wie ziet niet met my, dat, zoo dit bewys doorgaat, wy dan byna niets bewyzen of beflisfen kun nen. De ongereimdheid dezer Redekave ling is met weinig woorden aan te wyzen wantkennen wy wel door en door het in- nerlyk wezen der flof, kennen wy wel door en door het dierlyk Lighaammaar kunnen wy daarom niet genoeg beflisfendat het

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 590