5*7 zelve fterflyk is? men zal hier tegen zeg gen dat men evenwel in zoo veren in die opzigten den aard van een Lighaam ge noeg kent, dat men 'er de deelbaarheid, en de daar aan verknogte fterflykheid in zien kan. 't Zy zoomaar wy kennen even wel den aard der ftoflyke wezens niet door en dooren dus blykt de valschheid van dien regel, dat het volftrekt vereischt wordt den aard van een gefchapen wezen door en door te kennenom te bejlisfen of't onjlerf- lykis, dan niet. Men moet immers toeftaan, dat, al blyft het innerlyk wezen der din gen van voren en onmiddelyk voor ons verborgen, men egter van agteren uit de ondervindinguit werkzaamheden en beken de eigenfchappen zeer wel en op goede gron den kan befluiten tot de Natuur van zulk een wezenen deszelfs fterflykheid of on- fterflykheid. Weliswaar, dat wy geen onmiddelyke kennis of denkbeelden van het wezen on zer Ziel hebbenmaar men wagte zig voor misbruik van deze erkentenisdoor gevol gen, die ons tot ongereimde uiterftens bren gen zouden, daar uit af te leiden. Of zou men willen ftellenom dat wy van onze Ziel in vergelyking onzer kennis van vele andere dingenweinig kennen dat wy 'er daarom niets van weten Weten wy al het wa-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 591