C 528
ware wezen onzer Ziele niet volkomen
kennen we daarom geene van hareWezenly-
ke eigenfchappen is 'er ons niet zoo veel
van bekenddat wy vele van hare aandoe
ningen en derzelver onderfcheid van an
dere, van ftoflyke wezens, daar uit kunnen
opmaken? ondervinden wy dan niets in ons,
waar uit wy tot den aard of'tinnerlyk we
zen onzer Ziele eenig wettig befluit kunnen
trekken Dit brengt my ongemerkt tot het
ftuk zelve, dat wy nader te onderzoeken
hebben.
Laten we dan na deze aanmerkingen
over de Redeneerwyze van den Heer de
Bieljeldnu voordgaan, en flegts in een
kleine proeve zienof niet de Rede en On
dervinding ons hier zoo veel aan de hand
geeft, waar uit wy met genoegzame over
reding een befluit kunnen opmaken.
<5 IX. De groote vraag is hier, wat is
Stof? wat is Geest? geen van beide kennen
wy in haarinnerlyk wezen; maar wyzien,
we ondervinden in de Natuur twee-erlye
uitwerkfelsdie ons overtuigendat ze,niet
vaneene en dezelfde oorzaak kunnen voord-
komen, maar een onderfcheiden beginfel
hebben moeten. Het zyn verftandigeen
Tücrktuiglykewaar toe alle de werkingen in
de ganfche Natuur gebragt kunnen worden
deze vinden we vereeniga in den mensch
en