53^
Digteresfe hooren die ter aangehaalder
plaatfe aldus vervolgt:
Maardaar gy Stof gevormd tot Zinnetuigen ziet
(Werpt gy my tegen) daar ontbreekt de Denking niet.
j, Dus rust zy in dien Vorm. Want ylings, als onze oogen
Verderven, misfchen we ook het zienelyk vermogen.
't Is waar, Stof-Leeraardat de Godheid nooit iets deed,
Waar by haar wysheid fchyn van onvolmaaktheid leed.
Dus, daar zy 'c Zintuig vormt, betaamt het Haar daar neven
Aan 't anders noodloos werk de denkings kragt te geven.
Doch dat de Ziel alleen, en niet het Lighaam denkt,
Blyktsis een Zintuig in zyn werking wordt gekrenkt.
Wantwie zoude u of my de Denkings kragt betwiften
Schoon or.ze Reuk en Smaak den geur der Spyzen miften?
Wie wanen, dat, terwyl een Lighaam door de kragt
Des flaaps verkeerden als in ketenen gebragt
j, Daar magtloos nederzygtvan 'c nut Gevoel verfteken
Dat daarom ook de Ziel in kragten waar bezweken
Daar'tdroomvn aanduidt, dat, fchoon 't zinlyk niets bemerkt
De Ziel nogthands door haar begrip en driften werkt.
3, Noem edeler Zinnen! (zegt ge) of gy betoogt niets zekers,
3, 'c Gevoel, de Smaak, de Reuk zyn kleine kennis-kweekers.
Maar, Wysgeer't opzigt van gebrek is hier gemeen;
Dus volgt in allen 't geen ik u vertoonde in één.
Want zie dees Stervling in zyn oog en oor bedorven,
Zie van vyf Zinnen hem twee Zinnen afgeftorven
Waar door hy ala een doode, in 'theuglyk zien belet,
3, Ook van alle Aanfprask, Troost en Omgang is ontzet;
3, Daar ondanks dit gebrek zyn Ziel blyft teekens geven
Van Wil en Denkingvan twee Zinnen te overleven;
Daar is 't betooglyk dat de Ziel het gansch getal
Der Zinnen ('s Lighaams Dood) mede overleven zal.
Ja als de Diamant, ontwreven aan zyn windfels,
Te fterker gloejen, nu ontbloot van aardfche bindfels.
Want noch door driftenno«h belangen aangefpoord
Is 'c seker dat ze alleen de ftem der Waarheid hoort,
Zoud