573
de Dienstmaagdendie den Geest van Pytho
haddenvan de Dodoniersduiven zullen ge
heten zyn, om dat zy in 't uitbrengen hun
ner Godfpraken met een kirrendeklagen
de of duiven-Jlemme zullen gefproken heb
ben. Immers zegt (c) de grondbeteekenis
van 't woord run ene onftuimige blakende
en opbruisfchende hittehet wordt geno
men voor het dof en murmerend geluid van
enen Leeuw over zynen bejaagden roof,
vooral voor de klagende en Jlenende flemme
der duiven Jefi XXXL 4. LIX. 11. en
wordt gebezigd om den jammer-toon van de
kirrende en Jlenende waarzeggeren en duivels
konjlenaren te befchryven, die daar piepen
en binnens monds mompelen Jef VIII19.
Nu fchiet 'er niets overig dan aan te too-
nen wanneer de Stadwaarin David gele
gerd heeftby een Oobh mogt vergeleken
wordenen in wat tyd de ftem van de in-
woonderen dier Stad fachtkens voortkwam
en piepte als die van Oobh uit de aarde.
Het was in die kwade en rampzalige da
gen toen Jerufalem in ene naauwe belege
ring kwamen door Titus den Zoon van
Vefpajianus gantfchelyk werdt verdorven en
om-
II p. 12. 13. oppiani de venat. L. III. f 116.
fiaputpêoyyot re vtXeiai.
(c) i"On- schultens in Prov. p. 321. jesciiyl. Agam.
y T2Ó5. Cafandra Vatcs itcvxcit o!ov to %vp énép%eTui Séfioi
Coll. senec.Agara, f 716. feq'j .bochart Tom.I.p. 731.