C 5*>)
ging van de doode lyken open fchrik en
vrees was van rontom (q).
Die noch hun bitter leven in veel verdriet
en kommer verlengden, werden dagelyks
gekweldom (r) dat zy uit bangheid en vree
ze niet overluid durfden Henen en kermen j
en loosden in 't verborgene eenige zwakke
zuchtingenen geleken meer naar de ydele
fchimmen, die door Oobh uit de graven
worden uitgeloktdan naar menfchen,
Want de honger had hen t'eenemaal uitge
mergeld en zulk ene zonderlinge uitwer
king op de kinderen en jongelingen gemaakt
dat zy als de'Obooth opgeblazen, en als de
waterzuchtigen gezwollen en opgefpannen
(s), gelyk bleeke fchimmen over de markt
omdwaalden. Die noch het geluk hadder
van uit de Stad te vlugten, en by den vyanc
ïyfsgenadè te verwerven,berfleclen, wen Z)
hunnen hollen en ledigen buik te fchielykmet
het Herk begeerde voedfel kwamen te vuiler
Het gebrul van een hongerigen Leeuw
anders zoo vervaarlyk, was nu verkeerd ir
een zacht gemurmer. De Leeuw, die zy
nen moed niet aflegt dan wen hy ten vol
len verzadigd ishad (t) nu zyne geaard
heidverloren,en Ariel (d. is Gods Leeuw]
m
(q) josephus de B. J. L. V. 12. 1. 2. 3. 4.
Cr) ib. L. V. 1. §5.
Cs) lb. L. V. 13. 4.
(t) BOCHAR.T Oper. Tom. I. p. 725, 726. Dr. shaw'i
travels p. 235 172