C 584 verzaagtheid van Gods Leeuwen evenaarde begon ten laaften hun te ontzinken en tot ene tegenovergeftelde bloohartigheid (d)en laag heid van Geest te vervallen. Zy konden in't ftof en in de holen van TJions geberg te niet lang fchuilenmaar kwamen, na een korten tyd, als magere fchimmen uit die fchuilhoeken te voorfchynmaakten wel veel fmeekingen, doch vonden geen heulen werden (e) voor de zegepraal van Tit us en de daar op volgende ftrafgerichten bewaard. Ce) Joseph us de B. J, L. VI. 9. 4. BE- (d) Dit legt (myns oordeels) opgefloten in 't flot van V 2. En die zal my gelyk Ariel zyn: Staddoor inlasehin den textgevlyd, kan, zonder tautologieniet toegela ten worden. Wat zin zoude het geven: Ariel zal my zyn gelyk Ariel,en dat Ariel by zich zeiven zou vergeleken worden Maar het ziet op 't geen onmiddelyk voorgaat treuringen droefheidDavids Stadwegens hare natuurly- ke (ïerkte Een Gods-Leeu-wmaakte het volk gerust, én verwekte in de opperhoofden ene redenlooze gerust heid en fchandelyke. zorgeloosheid, als of hen nie mand konde deerén. Zy verlieten den Rotsfteen huns heilsfteunden op eigene krachten en vierden hunne vleeschlyke vermakingen den losfen teugel. Een volk, dat als die van Lais (Leeww)gerust en zeker woonde, den boozen dag verre ftelde ep geen acht gaf op eenig tegen hen uitgei'prokenAmos VI. "t Boek der noysheid Hoofdjl. II. i12. maar de dag hunner bezoeking zoude niet achterblyvenhunne uitgelatene vreugde en wellust, hunne kommer- en bangploosheid in ene bittere droefheid, vreezeen neerflagtigheid verkeeren. En was hunne, moedigheid ep vertrouwen by enen Gods-ïèeüw vergeleken, die zelfde trap van vergely- king zoude ook in ene tegenovergeftelde fchrik èn Kleinhartigheid in trooftelooze droefheid en bittere treuring, ftand grypen, en het woord Ariel de groot heid daarvan aanwyzeri.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 648