6l2 "band vonden wy nog geene ontlastingwy twyf- felden nu niet meer of 'er was een hinderpaal, die de ontlasting der drekftoffen verhinderde, 't zy zulks een zaamgroeing van den darm aan het een of ander deel was, die deszelfs middenlyn ver nauwde, of wel d'een of andere verllroppingof dat de worras-wyze beweeging der darmen al te veel verminderd was wy bevonden den ring der buikfpieren by het inbrengen der vingeren wyd genoeg, weshalven het moeielyk was om de oorzaak van deze belette ontlasting te ont dekken. Wy vonden ook niet goed met de clys* mata aan te houden,want vermits de buik begon op te zetten en de toevallen vermeerderdenvrees den wydat de darm mogt doorboord zynen dus het vogt in de holligheid van den buik uit- gellort worden (c). Den Cc) Men zoude my kunnen tegenwerpen, dat in dien 'er een uitftorting van dit vogt in de holligheid van den buik had plaats gehad, het zelve zich door de opening'der wonde zoude hebben moeten ontlasten, volgens de geftelde theorie van den Heer petit den Zoon in zyn fuite de P Es fay fur les epan cbemens in de me moires de l'academie Royale de Chirurgie Tom. 2. welke zegt men kan de werking van het middenrif, die der buik- ipieren en de opgezette darmen, als zoo veele tegen- ftand biedende kragten aanmerken, welke beletten dat de uitgeftorte ftoffen door haar 'eigc zwaarte zich tusfchen de drconvolutien der darmen kunnen ophouden; maar dat zy veel eer door deze werkende kragtenna die plaats alwaar zy de minste tegenftand vinden, te weten na de wonde moesten gedreeven worden. Dan in ons geval zoude de uitftorting hebben kunnen ge- fchieden zonder zich evenwel door de wonde te ont lasten want een verftropping van het net rondom den darm zoude dit verhinderd habbenom dat in een diergelyk geval, de darm met het net als 'twaare in

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 676