<Si3 Den drie en twintigften 's morgens vernam ik dat hy een zeer kwade nagt genad haden in derdaad de brakingen waren zeer hevigde op rispingen geduurig, nu en dan gepaard met den hik, de buik zeer opgezet en pynlyk, de be nauwdheid zeer grootde pols zeer ongeregeld de verftorve uitgezakte deelen zeer ftinkende en verrotkortom alles was in een hoopeloozen toeftand. Ik fneed om de verrotting eenigzints te verminderen een gedeelte van het verrotte net weg; hy bleef vervolgens den geheelen dag in denzelfden ftaat. Den vier en twintigften waaren behalven de gemelde toevallendie veel heviger waarende hik geduurig, en hy braakte drekftoffen uit. Ik onderzogt door den vinger in den ring te brengen of ik ook de verftropping of zamengroeingdie wy vermoedden, konde ontdekken met voornee- men om als dan't zy met een bijïouri op het geleide van myn vinger dezelve los te maaken of,indien zulks niet gefchieden konde, de ge maakte wonde na boven door een infnyding tot in den buik te verlengenom dezelve zo veel te beter te kunnen ontwikkelen en losmaaken loeh wy vonden niets. Den vyf en twintigften woedden gemelde toe vallen veel heviger, en de buik was tot berften toe gefpannenin dezen ftaat bleef hy tot den zeven en twintigften, wanneer hy kort na hetge- woone verband 's morgens zeer fchielyk overleed. Ik verzogt het lyk te mogen openen, 't geen Qq 3 my elkander gewikkeld zynen daar door de vrye door gang door de wonde belet worddeze beredeneering gepaard met het vermeerderen der toevallen, welke men by den lyder ontdekte, verfchaften my geen regt om met de cljwata aan te houden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 677