(14) geduurig omlöopen der vogten in dezelve; wordt de doorfchynendheid van het hoorn, vlies onderhouden. Het hoornvlies is zeei vast met het harde oogvlies vereenigden dit gelchiedt volgens petit (h) op tweeder- lei wyze eeriteiyk, de fcherpe rand van het hoornvlies wordt even als een wigge in een driehoekige infnyding van het harde oogvlies ontfangen, dit echter, zegt hy, is zelden by den mensch waar te neemen; ten tweede vereenigen zig de beide eindens van het hoornvlies en het harde oogvlies beur. telings met eikanderen, gelyk twee af hel lende vlaktens. mauchart (i) en brisseau (k) hebben beide het hoornvlies aangemerkt als een vlies, dat zeer onderfcheiden is van het harde oogvliesom dat hetzelve veel verhevener, boller, doorfchynend, dikker, met veel meer vaten voorzien, en van een geheel andere nuttigheid is als het harde oogvlieswy zien echter de beide zelfftan- digheden als in één gefmoiten; hierom is het veel eer te geloovendat het hoornvlies een aaneenhoudend of agtervolgend gedeel te van het harde oogvlies is. XII. Het tweede eigen vlies van den oog bol (tf) Memoires de VAcad. Roy, des Sciences de Vannéé 1723 pag. 59 I728 peg 419. ti) De tunica cornea 3. ()0 Traité de la cataraéie pag, 9,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 72