lp
genomen, dat de oogappel in kinderen
grooter is als in volwasfenen, om dat in de-
ze de middenlyn van den oogappel zelden
j gelyk is aan f gedeelte Van de middenlyn
van den regenboog en meeftentyds minder,
edoch in kinderen heeft hy waargenoomen,
j dat de middenlyn van den oogappel de, helft
uitmaakt van die van den regenboog, der-
halven (zegt hy) is in deeze de wydte van
den oogappel gedeelteen in volwasfenen
gedeelte van den regenboog. Deze ope
ning verwydt of vernauwd zigoveréén-
komftig de meer of mindere grootheid van
het licht; deze verfchillende beweegingen
nu moeten afgeleidt worden van veezelen,
die in 't zamenftel van dit middenfchot te
vinden zynvermits alle de beweegingen
der vaste deelen in ons ligchaam van vee
zelen afhangen; de fynheid echter van dit
deel laat niet toedat men in den mensch
ipierveezelen in het zelve kan ontdekken
men moet dan alleen uit de overeenkomst
der dieren eenige gevolgen trekkenby de
walvisfen en osfen heeft men zeer klaar
tweeryen van fpierveezelen hierin ontdekt,
waar van de eerfte, zynde de langwerpige,
B 2 hun-
fchil vond in degroote der oogappélen. Esfay Jur lama-
niere de perfetiionnér l'ejpcce bum nine par VAN DER. MONDE
Tom, Ipag. 162.
(O Introduit, ad philojophnatural. Tot A, II, §MDCCCLX.
P"g, 750 751,