25
bekleedt, zig uitzet en in de gedaante van
een bol opgeblaazen wordteven gelyk het
i gefmolte glas, 't welk opgeblaazen worden»
i de zig uitzet in de gedaante van een fles
i en 'op dusdanige wyze het eerde en uitwen-
i dige vlies van den oogbol, te weeten het
harde oogvlies, uitmaakt: dat hetzagte hers-
fenvlies of tweede bekleedzel van de gezicht
zenuw't geen onder het harde hersfenvlies
geleegen is, zig niet alleen op dezelfde wy
ze in een bol uitzetmaar daarenboven
dat het zig in twee laagen verdeeldwaar
van de uitwendigewelke de harde is, zig
tegen de inwendige oppervlakte van het har
de oogvlies aanplakt, dezelve verdubbeld
en eindelyk daar mede vereenigd wordt.
Dat de tweede laag van het zagte hersfen
vlies het vatagtige vlies uitmaakt, maar dat
deze laag eigentlyk niets anders is als een
weefzel van vaten, die van de binnenfte op
pervlakte van de eerde laag afkomftig zyn.
Dat het mergagtige en inwendige gedeelte
van de gezichtzenuw zig ook op dezelfde
wyze uitbreidt als de gemelde vliezen om het
netvlies uit te maaken (z). Dus is 'volgens
zyn gevoelen het harde oogvlies van de twee
de laag van het harde hersfenvlies en van
de eerde van het zagte hersfenvlies afkom
ftig en het vatagtige vlies van de tweede