C 29 in van binnen met het zeer fyne vetviicS *Van het vatagtige vlies vereenigd wordt. Daarentegen zyn beide de oppervlakten® van het zeefswyze plaatje gladde bui- tenfte of agterfte is een vervolg van de fcheede zelve van de gezichtzenuw, die zig verlengd tusfchen het harde oogvlies en deeze zenuw: de binnenfte oppervlak te is ook glad, en het vatagtige vlies ver lengd zig teegen den binnenkant van het zeefswyze blaadje aan. Ik heb by her haalde proefneemingen gezien, dat,door het drukken van de gezichtzenuwde mergagtige zelfftandigheid door kleine xgaatjes uitgeperst wierdt. Het zelfde on- derfcheid in de oppervlaktens bewyst noch, dat het vatagtige vlies niet van het zagte hersfenvlies oorfpronkelyk iswant de gladde buitenfte oppervlakte van het zagte hersfenvlies is het fpinnewebvlies de celagtige oppervlakte is naar de zyde van de zenuw; het tegendeel heeft plaats in het vatagtige vlies, 't welk vanbinnen glad en nergens aan vast is en wiens bpitenfle oppervlakte celagtig, en met het harde oogvlies vereenigd is; 't geen aan alle vliezen eigen is. Men zoude kun nen vraagen wat 'er dan van het zagte hersfenvlies gewordt Ik meene dat het zel ve te gelyk met de zenuwtjes door de gaat- jes

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 87