i 33 jpröefneemingwelke hy bewerkftelligde j dat wanneer de draaien van een voorwerp juist op de plaats van de inplanting van de gezichtzenuw vielenmen aan 't zelve niet zag, of hy hield het vatagtige vlies voor ,l het zintuig des gezichtsde doorfchynend- heid van het netvlieshet welke de Heer i mery in de oogen van een kat/Ontdekte j welke hy in 't waater gedompeld hadde t verftefktë hem in dit gevoelen alzoo hy daar door begreepdat de lichtflraalen zoo wei door het zelve gingen als door het kri- ftallyne en glasagtige vogthy geloofde ver- i ders, dat geene zenuwveZeltjeszelfs door 'behulp van 't vergrootglas, in het netvlies j konden aangetoond worden, i la hire (g),welke het vatagtige vlies niet als het zintuig van het gezicht befchouwdge- loofd echter dat het zelve de indrukzelen der lichtflraalen maatigt, eerst ophoudt, en als dan aan het netvlies mededeeld. winslow (h) fchyndhet netvlies te gelyk met hét Vat agtige vlies als het werktuig van het gezicht aan te merken,door dien hymeend,dat op bei den het indrukzel der lichtflraalen gefchiedt. Taylor (i) is van gedagtendat het netvlies Wm G het J (g) Memoir, de P Academie Roy. des fciences de PAnnee 1709. differ ens de la vue. part. I. 73. (hji Expojition Anatomique TomIV. Traité de la tete 6 312» M-. JP1- (ij Nieuwe verhandeling van de ontleeding van 't oog* Cap, 2,51

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 91