35 if rugfte brengen, even als het quikzilver aan een fpiegel noodzaaklyk is (m). Eindelyk zegt hydat dewyl het vatagtige vlies een vervolg is van het zagte hersfenvlies'tgeen t hy voor het waare zintuig van de alge- meene gewaarwordingen houdt, het zelve 5 zeer vast, veerkragtig en zeer gevoelig is, en de vereischte hoedanigheid tot het zin- i' tuig des gezichts bezit (n). e Dit zyn de gevoelens dier geenen, welke n het vatagtige vlies voor het zintuig des ge- 5 zichts houdenik zal hier teegen eenige ar- gumenten ter nederftellen. n i. De proefneemingen van mariotte en f le cat bewyzen wel, dat de voorwerpen lop de plaats van de inplanting des gezichts- zenuw niet afgebeeldt wordenmaar niet c dat deze zenuw aldaar ongevoelig zyn zou- li dewant uit de proefneemingen blyktdat de i ftraalen afwykende en afgebrooken uit het I glasagtige vogt op het netvlies komen, en zy dus aan weerskanten een ruimte overlaa- I ten tusfchen het aschpunt van 't gezicht en de zenuw; waar uit men ziet, dat de na tuur dit tot een wys oogmerk ingerigt heeft; want zoo zy al ten deele op de gezichtze nuw vallenzoo beletten de arteria centra lis en de overige vaten, die in de zenuw C 2 ver- Cn: Ibidem pag. 176, (n) Ibidem pag. 177.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1769 | | pagina 93