(33)
haller (p) proeven neemende op verfchei
de oogen van visfchenheeft waargenomen
dat het netvlies aan deszelfs buitenlle oppe
vlakte met een zwart ondoorfchynend flyt
bedekt wierdtwanneer dit nu maar allen
in de visfchen plaats had, zoo kon zulksti
geen bewys verftrekkendewyl zy in en
geheel ander element leeven, en door en
zwaarder midden zien als wymaar de?
de Heer haller zegt het zelve ook ov:
vloedig gezien te hebben in de ganzen, e
ters, reigers, en in den menschzelven,a
wordt (indien dit waar is) hier door het;
voelen van mariotte en le cat omver;
worpen, vermits de lichtftraalen als dant
let worden tot op het vatagtige vlies do
te dringen.
5. Eindelykdat het vatagtige vlies
vereischte hoedanigheid bezit om het zintE
van 't gezicht uit te maaken, vermits 1
zelve afkomftig is van het zagte hersfenvi
en het werktuig van de algemeenegewaar?
dingen is. De Heer le cat neemt hier if
tot bewys 't geen zelfs noch moet beween
worden; 'er zyn ruim zoo veele reedeiï
voor als tegen (q)dan de plaats laat ui
t(
(q) Men kan hier over nazien Disfertation fur h Si
fbilité des meninges par Mr. LE CAT en Disfertation fur 11(1
ties irritables Senfbles par Mr. HALLER,
(p) Memoires de VAcad. Roy. des Jciences de l'Annéé
pag. 83.