oudheden van zeeland. 55
beroept zich op twee plaatfen van ta-
citus, waar uit men dat gevoelen
meent te kunnen bevestigen. In de eer-
fte plaats zegt die fchryver van de Ger-
maanen (a): zy verbreiden den lof van
hunnen God luis co, of Tuisto, met oude
gedichten, Vwelk de eenige foort van ge-
heugenis en jaarboeken by hen is. Ik wil
niet letterziftenof angstvallig onder
zoeken, of car min a moet vertaaldw orden
door gedichten, of gezangen, noch be
twisten, of annales beter door jaar-ver
tellingen worde overgezet. Elk gebrui-
ke daar in zyne vryheid. Uit deze woor
den te willen beiluiten, dat de oude
Germaanen in de fchryfkonst geheel on
kundig waren, is handtastelyk gedron
gen. Al wat men met mogelyke waar-
fchynlykheid daar uit kan opmaken, is,
dat zy geene andere jaarboeken hadden,
dan die in rym gefchreven waren't ge
ne by de meeste volken, Hebreeuwen
GriekenRomeinenSpanjaarden en Ne
derlanders, in de vroegfte tyden gebrui-
kelyk was (b).
Geen meerder grond voor deze ge-
D 4 dach-
Ca), TACITUS de M. G. c. II.
(b) LIPSIUS ad Taciti l. c., PERIZONIUS animadv
Uijloric. c. VI pag. 204 fijq.