oudheden van zeeland. 63 foortgelyke gedichten naderhand door de Barden (w) in fchrift gebracht zyn, en door hen onder 't geluid der liere op gezongen wierden (x). Zelfs deedt Ka- rel de Groote in latere tyden die oude barbaarfche gedichten uitfchryven, om ze van buiten te leeren (y). Dan of de ze de gedichten zyn, by tacitus(z) vermeld, durve ik niet bepalen. De Gothendie zich omtrent het begin der vyfde eeuwe hier hebben opgehouden, hadden ook hunne gezangen (a), maar het is onzeker of daar van noch iet te vinden zy, ten ware Klaas Kolyn daar op het oog had, die ons leert, dat de Bard-gezangen in zyne dagen te Egmon- de noch voor handen waren (b).Het zal (w) De Bardendie wel degelyk van de Druïden moeten onderfcheiden worden, "waren geen pries tersmaar dichtersdie de helden-daaden van beroem de mannen in dicht ftelden en opzongen. Zie KLAAS KOLYN bl. 252 LUCANUS de bello civili Lib. I, vs. 449, STRABO Lib. IV, pag. 197. SCHEDIUS de Diis Germ.pag.62S handelt breed van deze Barden, daar JARKius een meenigte andere fchryvers opgeeft. (x) am.MIANUS MARCELL1NUS Lib. XV, c. IX. (y) EGINHARDUS in Vita Caroli Magni c. XXIX. (Z) De M. G. c. II, ubi confer LIPSIUM ERNESTI, JARKIUS ad SCHEDIUM p. Ó32, Ó33. (a) J0RNANDES de rebus Geticïs c. IV. (b) klaas kolyn bl. 252, op wiens getuigenis men

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 131