DE HOOGE VIERSCHARE. 93
beden, fchot en heervaart, welke den
Grave moesten toegewezen zyn by man
nen vonnisfe op den grond van Zeeland,
van hoedanige vonnisfen 'er noch ver-
fcheiden in wezen zyn: voorts alle voog
dyen van edelen, en aanzienlyke ingeze
tenen (a) gefchillen over iemands ftaat,
adeldom of geboorterecht (b)als mede
alle misdaden, welke de lieden of am-
bachtsheerlykheden met hare fchepenen
niet vermogten te berechten, namelyk
alle zoodanige misdaden, welke bedroe
gen tot eenen halven man en daar bo
ven, of ook beneden eenen halven man,
wanneer de misdaad was gepleegd bin
nen vredegelyk men toen fprak.
Om dit verllaanbaar te makenmoet
ik in het voorbygaan aanmerken, dat
oudtyds de misdaden tegen lyf of leven
zoodanig verdeeld werden, dat man-
flacht een misdaad was van eenen heelen
manverminking van leden, een oog
uitgellageneen hand of voet verloren
verlamming en diergelyke waren misda
den van eenen halven maneen duim,
een
(b) Ibid. II D. p. 306. Keure van Tieeland 1290.
112.
(a) Groot Chart, hoek II D. p. 407. Ill D. p. m,
IV D. p. 190 en 19T.