94 I" P. VAN DË SPIEGEL OVER
een vierendeel mansde voorde vinger
een agtfle deelde kleinde vinger, een
festiende deel, en de middelde vinger een
twee- endertigfte deel van eenen man (c).
De lieden nuzoo min de Grafelyke als
de leenroerige, noch de ambachtsheer-
lykhedenhadden geen hooger rechtsge
bied in het lyfdraffelykedan over mis
daden beneden eenen halven manen al
les wat daar boven was behoorde tot de
hooge vierfchare het eenige onder-
fcheid, 't welk tusfen de meest bevoor
rechte deden en het platte land plaats
hadtwasdat wanneer de misdaad
door eenen poorter begaan voor den
Grave met ae gezwoornen gebracht
werdt, de Graaf zyne waarheid, of in-
formatien nemen moest met fchepenen
van die dad, daar dezelve anders met
de gezwoornen genomen werdtde re
de hier van was, om dat zoodanige de
den het privilegie haddendat niemand
over hunne poorteren recht doen noch
dezelve betichten mogtdan fchepe
nen (d).
Ein-
(c) ziet Keure van Zeeland van het jaar 1290. g 33.
Cd) Keure van Middelburg 1217 groot Ch. boek ID.p.
170, en 1253 ibid, p. 271. Westcappelle 1223, ibid.
p. 182.