90 L. P. VAN DE SPIEGEL OVER
edellieden en welgeboren, ridderen en
knapen, zyne mannen, zyne fchepe-
nen, en raad van zyne (leden van Zee-
land, eens recht gevraagd is, wanneer
'er twee gefchil hadden over fchulden,
fchaden of borgtochten, welk beter recht
ware, dat die welke de fchuld eischt
met zynen eede voldaan mogtedan of
de verweerder tot den ontkennenden eed
moest toegelaten wordenhier opge
tuigt de Graaf, gingen die heerenrid
deren en verdere rechters uit, en berie
den zich met malkanderen weder bin
nen komende verklaarden zy, dat de
verweerder nader was om tot den eed
toegelaten te worden, ten zy hy zich
fchriftelyk, of op eenige andere plech
tige wyze tot de fchuld verbonden hadde.
Uit welken brief men in het voorby-
gaan kan aanmerken, dat de Graaf in
diergelyke zaken geen flem voerde
maar dat hy, of zyn bailliu alleen het
recht vorderde, uitfprak, en uitvoerde.
Om te bewyzen het deel, 't welk de
hooge vierfchaar zelfs in lateren tyd ge-
hadt heeft aan de wetgevende en wet-
uitleggende macht, kunnen noch dienen
twaalf gefchreve vonnisfen van mannen
van, de Qrafelykheid van Zeeland ten ja-
re