DE HOOGE VIERSCHARE. 99 zydigheid en onkreukbaarheid de keu ren en wetten hun de fterkfte waarbor gen gavenen zulks in een tydnu reeds byna vyf eeuwen geledentoen de rechtspleging in de naburige land- fchappen nog op eenen onzekeren ea ongefchikten voet was. XXII. Ik behoef naauwlyks te zeg gen, dat ter hooger vierfchare ook ge- b ragt moesten worden alle zaken in ap pel of hooger beroepen zoodanige waar over de nederrechters bet niet s konden worden, of waar van de it- fpraak te lang vertraagd werdt; menig vuldige voorbeelden zyn hier van in de keuren (i) en overgebleven vonnisfendie ik thans, als bekend zyndeniet breder zal uithalenmaar één geval is 'er, in het welke de gezworens van de hooge vierfchare by de nederrechters werden gevoegd om gezamentiyk een zaak uit te wyzenin die vierfchare daar de zaak was aangelegd namelykhet was een oud rechtdat een kennis van drie fche- penen een volledig bewys uitleverde, maar wanneer 'er nu drie andere fche- G 2 pe- (i) Keure van Zeel. 1290. 4. 61. 119 enz.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 167