DE HOOGE VIERSCHARE. 103
toge Aalbrecht van Beyeren als ruwaard,
gedaan met den hoogen rade van Henegou
wen, Holland en Zeelandalwaar dena
men der leden, die van ider collegie te
genwoordig geweest zyn, ftaan aange-
teekend (s)en wederom vindt men op
een andere plaatfe (t) by den raad der
drie landen
Onder het huis van Burgundien was
de onderteekening der chartres wel ver
anderd, maar de Graven hadden egter
niet minder hunne raden, welke zy zelfs
aanftelden, en eene wedde toevoegden
(u), gelyk het ook niet mangelt aan
voorbeelden van den tyd van vrouwe
Jacoba (v), en van Jan van Beyeren
(w)
XXV. De Grafelyke raad hadt niet
alleen veel gezags in zaken van regee-
ringe, maar ook van juftitie: menkan
verfcheide bewyzen hier van aangehaald
vinden by den heere t. boey bedenkin
gen over de oudheid van den Hoveen
G 4 be-
(s) Charterb. Ill D. p. 346.
(t) Ibid. Ill D. p. 360 en 3Ó1.
(u) Ziet de voorbeelden ibd.1V D. p, 939, 951.
(v) Ibid. IV D. p. 9599Ó0.
(W) Ibid. IV D, p. 698, 716, 727.