\22 L. P. VAN DE SPIEGEL OVER
vaardinge in perfoon om rede, dat men
voor de Grafelyke vierfchare nooit an
ders procedeerde dan in het bywezen
van den befchuldigdenwaar toe men
de oude en latere keuren maar behoeft
in te zien, om van de waarheid dezer
ftellinge overtuigd te zyn.
XXXVII. Dus aangewezen heb
bende waar het rechtsgebied der hooge
vierfchare gebleven zy, moet ik noch
Hechts met een woord aanteekenendat
de Graven zoo lang zy in Zeeland ver
keerd hebbenniet tegenHaande de pri
vilegiën aan de Heden vergund, egter
met hunne edele mannen hebben te rech
te gezetenik vinde dit van den Aarts-
hertoge Philips van Oostenryk in 1497
(e), van denzelven Vorst in 1502 (f), en
van Keizer Karei den V in 1540(g); fe-
dert vinde ik geene voorbeelden, waar
toe zoo de gedurige afwezigheid van de
Gravenals de opgevolgde beroerde ty-
den oorzaak zullen gegeven hebben
maar 'er zyn my noch voorbeelden voor
ge
le) REIGERSBERG Chron. van Zeel. II D. C. L1V.
540*
(f) Ibid. C. LV.
(g) PÖNTUS HEUTERUS rerum- Auflriac, ad amun