ï38 a. lïéftinck over 't versterren kan zyn in alle omftandighedenen dat op die zelve wyze niet alle regelmatige veel-hoeken uit haare flancquenfacen en. gordynen konnen worden famcngefteld. <5 XVIII. De conftruClie van deze vesting tab. i. is zeer eenvoudig en gemakke- lyk. Maar men oordeele niet over des- zelfs voordeelen en volmaaktheden uit de enkele manier van dezelve famen te ftellen, en uit wiskundige eigenfchap- pen, of fraaye proportion. De omftandighedendie ik, om iets vast te ftellenverplicht was te verkie zen zyn de volgende Ten eerflende groote ftraal, welke in een zeshoekgelyk en de Geometrie leert, en de figuur aanwyst, aan de buiten polygone of diflantie der bolwerks punten als A.B. gelyk is, heeft de leng te van 70 Rhynlandfche roeden. Ten tweeden, veronderftel ik, dat de horizont des winters 2 voeten boven het gemeene water verheven is't welke ik in den zomer op de diepte van vier voe ten bepaale. Ten derdenheb ik aangenomen, dat de omftandigheden de regelmatigheid, dat is, de gelykheid en gelykformig- heid

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 206