142 A. LIEFTINCK OVER T VERSTERKEN heid hebben, die de opgenoemde fchry- vers in dezelve vorderen; waar uit ten klaarften blykt, dat derzelver gedach ten weinig overeenkomst hebben met de Werkdaad van den vestingbouw. XXIV. Veele AuCleurs dit in over- weginge nemende, en echter zwarig heid makende om van hunne algemeene verfterkings-manieren af te wykenheb ben begrepen, dat men in eene geome- Jrifche evenredigheid alle deelen der klei nere vestingen moest verminderen, de- wyl zy meenden, dat in derzelver on derlinge bepaalde betrekking de volko menheid der verfterkingen gelegen was. Dit is de redendat ons veele kafteelen en zeer veele andere kleinere vestingen voorkomen, waar in de Jlancquen van eene behoorlyke lengte, en by gevolg van eene behoorlyke verdediging ont bloot zyru XXV. Zeer veelen zyn 'er, die in tegendeel het gemelde gebrek in aan merking nemende, de kafteelen van ee ne mindere uitgeftrektheid hebben ver worpen. Maar indien ik my niet bedrie- ge, zoo zyn de grootere kalleelenge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 210