van kleine zeshoeken. 143 lyk ik reeds heb aangemerktin de uit voering bezwaariyker, en komen min der overéén met de omflandigheden, welke zich overal opdoenfchoon ze in het afgetrokkene befchouwd zynde, wat derzelver flerkte betreft, in der daad volkomener zyn. XXVI. Wat nu my aangaat; door deze dubbele zwarigheid verlegen, en nochtans niet konnende beiluiten, om zoo groote gebreken der kleine kaftee- len onder de fchyn-gebreken te rekenen, ben ik eindelyk op die gedachten geko men dat men van de gewoone verfler- kings-manieren moest afwykenwaar door ik deze nieuwe byzondere manier ter verfterking van zeshoeken heb uit gevonden. XXVII, In zeer veele kafteelen heb ben de facen meer dan de dubbele lengte der jiancquen. By my zyn in tegendeel de flancquen meer dan tweemaal zoo lang dan de facen. Volgens een tafeltje (f) van den be roemden dei dier zyn de flancquen der kleinere forten, waar in de buiten-poly go- CO I* C, pag. 19.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1771 | | pagina 211